Friday, April 17, 2015

SUKAMADE EN MERU BETIRI NATIONAAL PARK: LEVEN AAN DE RAND VAN JAVA





Op het overbevolkte Java, 135 miljoen mensen op een eiland zo groot als Engeland, vergeet je wel eens dat er nog plekken zijn waar je werkelijk van alles en iedereen verlaten bent. Het dorpje Sukamade, gelegen in het Meru Betiri Nationaal Park, is zo’n plek; alleen per 4WD jeep bereikbaar over deels slechte wegen. En als toegift moet de jeep ook nog eens twee keer door een rivier rijden. Een tocht naar de rand van Java dus, en dat allemaal om te zien hoe schildpadden eieren leggen op het strand.

Gids Andi en chauffeur Nur pikken mij ‘s ochtend op bij mijn hotel in het plaatsje Kalibaru, in de binnenlanden van Oost-Java. Al snel verlaten we de grote weg (richting ferry naar Bali) en rijden we tussen uitgestrekte rijst- en suikerrietvelden in de richting van Java’s zuidkust. Andi vertelt me dat hij ooit is begonnen als roomboy in het hotel waar ik verbleef, maar is opgeklommen tot gids voor dit 2-daagse tochtje naar Sukamade. Zowel hij als de chauffeur komen uit deze streek en af en toe moeten bekenden onderweg uitbundig worden begroet. Het is al snel een gezellige boel met z’n drieën in de jeep.

Andi heeft enkele stops voorbereid bij lokale huisindustrieën. Eerst zie ik de productie van tahu (tofu). In een schimmige ruimte achter een woonhuis zijn enkele mensen in de weer met sojabonen: vermalen, uitkoken, zeven en persen, totdat het eruit ziet als de blokjes die wij kennen uit de schappen van de supermarkt. Verderop stoppen we bij een productieplaats van gula jawa (Javaanse suiker). Werknemers staan hier boven dampende wadjans te roeren in een bruine, stroperige substantie. Dit is het sap van de kokospalmbloem dat wordt uitgekookt tot Javaanse suiker; een soort borstplaat met lichte kokossmaak, onmisbaar ingrediënt in veel Indonesische gerechten. We passeren een slagboom naar de plantage en rijden daarna tussen aanplant van koffie- en cacaostruiken. Af en toe passeren we een dorpje van plantage-arbeiders. De wegen zijn redelijk en veel verkeer is er niet. Mobiel bereik is al weggevallen.

Even later eten we ons lunchboxje in een warung aan zee. Visserboten liggen hier op het droge. Trage golven waaieren uit over het weidse strand. Voorbij de toegangspoort tot het Meru Betiri Nationaal Park wordt de weg slecht. We hobbelen een steile heuvel op en vanaf de top besluit ik de jeep vooruit te sturen en een half uur naar beneden te wandelen. Meteen is er rust. Vogels fluiten en ik schrik van het klapwieken van een neushoornvogel die luidruchtig wegvliegt. Geritsel in de boomtoppen duidt op apen en inderdaad spot ik enkele zwarte Langoer (leaf monkey) die zich snel uit de voeten maken. En dan het sluitstuk van de dag: om bij Sukamade te komen moet de jeep door maar liefst twee rivieren rijden. De eerste is breed maar ondiep en dus een makkie, maar bij de tweede rivier komt er serieus water via de deurposten naar binnen. Het levert spectaculaire foto’s op.

We verblijven in eenvoudige accommodatie in Sukamade. Dit dorpje ontstond met het openen van de plantage in het begin van de 20ste eeuw. En eigenlijk ziet het er nog steeds uit als toen: drie rijen bamboehuisjes voor werknemers, een stenen hoofdgebouw voor de opzichter en een fabriek waar rubber, cacao, koffie en kokosnoten worden verwerkt. De fabriek is nog operationeel en ik ontdek machines van de firma Braat uit Amsterdam. In de droogkamers hangen honderden rubbersheets uit te waaien.

Na het avondeten stappen we in de jeep en hobbelen in 30 minuten naar de kust. Bij het hoofdkwartier van het nationaal park sluiten we ons aan bij een lokale ranger. De overige rangers hebben zich al over het strand verspreid en wij moeten wachten tot er bericht komt dat een schildpad het strand is opgekropen om eieren te leggen. Afwachten dus en hopen dat we geluk hebben deze avond. Het enige vertier is de overweldigende sterrenhemel, waarin de melkweg duidelijk staat afgetekend. Na een uur kraakt de walkie-talkie met positief nieuws. We
moeten 30 minuten door het zand ploegen en zien dan een schildpad van 1 meter lang, die bezig is zo'n 100 eieren zo groot als pingpongballen in een kuil te werpen. Nadat het dier klaar is gooit ze de kuil dicht en trekt een moeizaam spoor terug naar zee. De eieren worden door de rangers verzameld en begraven op een veilige plek bij het hoofdkwartier. Wij rijden tevreden terug naar ons onderkomen.

De volgende ochtend zijn we weer van de partij bij het hoofdkwartier. We krijgen een emmer met tien kleine schildpadjes mee, die hier pas geleden zijn uitgekomen. Het is nu tijd dat deze in zee worden uitgezet. Als ik de kleine beestjes op het strand loslaat beginnen ze instinctmatig aan een razende spurt richting veilige golven. Het ene schildpadje is een stuk sneller dan de andere, het geheel lijkt wel een wedren. Slechts een fractie van deze schildpadjes zal het overleven en uiteindelijk weer terugkeren naar dit strand om hier zelf eieren te leggen. Met dit project wordt geprobeerd om de regeneratie van de soort zoveel mogelijk op peil te houden. Zo lang Sukamade zo ver van de bewoonde wereld blijft als nu, zal dit strand in ieder geval een veilige broedplaats blijven voor de schildpadden.

Wil je het Meru Betiri Nationaal Park bezoeken en schildpadjes uitzetten? Bezoek onze website www.indotracks.nl.


Emile Leushuis, april 2015
www.indotracks.nl

No comments:

Post a Comment