Monday, August 31, 2015

Krakatau; De dag dat de wereld ontplofte, 27 augustus 1883



Krakatau; De dag dat de wereld ontplofte, 27 augustus 1883; door Simon Winchester
Nederlandse vertaling, uitgave 2005.

Oorspronkelijke titel: Krakatoa. The day the world exploded: August 27, 1883; uitgave 2003

Op 27 augustus 1883 barstte de vulkaan Krakatau in Indonesië uit. Het was niet zomaar een uitbarsting: de vulkaan, gelegen in de zeestraat tussen Java en Sumatra, knalde zo enorm uit elkaar dat er van het oorspronkelijke vulkaaneiland nog maar weinig overbleef. Dit was, na de uitbarsting van de Tambora-vulkaan in 1815, al de tweede super-eruptie in de 19de eeuw in Indonesië met een wereldwijde impact.
In 2015, 200 jaar na dato, schreef Philip Dröge een uitmuntend boek over de uitbarsting van de Tambora-vulkaan op Sumbawa. Dat was voor mij aanleiding om ook het boek van Simon Winchester uit 2003 over de Krakatau-eruptie te (her)lezen.
Wat meteen opvalt is een groot verschil in omstandigheden tussen beide vulkaanerupties. De Tambora-vulkaan ligt op Sumbawa, in een deel van de archipel waar toen maar weinig mensen woonden en waar het Nederlandse bestuur begin 19de eeuw ook maar mondjesmaat aanwezig was. Een gebrek aan communicatiemogelijkheden, zowel binnen Nederlands-Indië als tussen Nederlands-Indië en de rest van de wereld, zorgde ervoor dat eigenlijk niemand iets wist van de enorme uitbarsting.
De Krakatau-vulkaan daarentegen ligt in een gebied dat toen al dichtbevolkt was en midden in een zeestraat die in de 19de eeuw functioneerde als drukste vaarroute van de archipel. Ooggetuigenverslagen van de eruptie van de Krakatau kunnen we nu nog steeds nalezen. Nieuwe communicatiemiddelen (onder andere telegraaflijnen) zorgden ervoor dat het nieuws van de mega-eruptie binnen korte tijd over de hele wereld bekend was.
Wat beide gebeurtenissen gemeen hebben is dat er toen weinig kennis was over de oorzaken van vulkaanerupties en dat men al helemaal geen zicht had op de soms verrassende gevolgen van dit soort super-uitbarstingen en de enorme geografische reikwijdte hiervan.

In zijn boek over de eruptie van de Krakatau richt Winchester zich voornamelijk op een beschrijving van de gebeurtenissen in 1883. Zijn achtergrond als geoloog komt duidelijk naar voren in de gedetailleerde uitleg over het ontstaan en de werking van vulkanen, en de wetenschapsontwikkeling die hiermee samenhangt. Zijn historische en sociaal-maatschappelijke inbedding is minder geslaagd: de auteur bewandelt regelmatig overbodige zijwegen waardoor je als lezer de rode draad kwijtraakt. Daarnaast staan zijn beschrijvingen vol met suggestieve generalisaties, waar toch flink wat vraagtekens bij gezet kunnen worden. Wellicht dat de Engelse ‘tongue-in-cheek’ humor niet tot zijn recht komt in de Nederlandse vertaling.
Kortom: waar Dröge zich richt op een beschrijving van de vaak verrassende gevolgen van de Tambora-eruptie op allerlei gebied en verspreid over de aarde, beperkt Winchester zich tot een conservatievere benadering. Zijn boek is een bijzonder informatieve, levendige en begrijpelijke beschrijving van de Krakatau-eruptie van 1883, in al zijn aspecten en geplaatst in een historische context. Een leesbaar en informatief boek dus, maar weinig verrassend.

Emile Leushuis
augustus 2015

Friday, August 28, 2015

Trekking in Lore Lindu NP

Trekking in Lore Lindu NP; stijgen en dalen!





Als een groene deken ligt het regenwoud van Lore Lindu, het grootste nationale park van Sulawesi, over de bergen uitgespreid. Tussen de bergen in liggen valleien met megalieten, die bestaan uit primitieve beelden en gigantische stenen potten. Het is tot op de dag van vandaag een mysterie hoe de eeuwenoude voorwerpen daar zijn gekomen of wie ze heeft gemaakt. Een trektocht dwars door het oerwoud tussen twee van deze valleien, de Bada- en de Besoavallei is een bijzonder avontuur.


We hangen onze rugtassen vroeg in de ochtend al om voor de start van onze trektocht van de Bada- naar de Besoavallei. Bada ligt op 800 meter hoogte, we moeten naar 1800 meter tot aan onze slaapplaats in het oerwoud. Van onze gids Petrus hadden we al begrepen dat dit geen ‘soft’ trekking zou worden

Na een vlak stuk tot aan de voet van de bergen en de rand van het oerwoud begint het echte werk. Binnen 10 minuten zijn we doorweekt van ons eigen vocht, klauterend langs een klein steil paadje door het dichte groen van de jungle. Dit is precies wat we ons voorstelden van een jungletrek. Zwaar, vochtig en groen! 
Drie uur klimmen we, voordat we aankomen we op de eerste top, waar we een rustpauze krijgen van 20 minuten. Het uitzicht vanaf hier is heel fraai. Onder ons ligt de Badavallei, de rivier stromend door de sawahs. In de verte vliegt een Sulawese Haviksadelaar.

Na onze korte pauze zijn we weer redelijk op adem. De wind op de top van de berg heeft ons nog wat extra opgefrist. Vol goede moed beginnen we weer met klimmen, want ons pad gaat verder omhoog, weg van de Badavallei, dieper het oerwoud in. We zien onderweg weinig wild. Hooguit wat vogels en insecten, maar niet de dieren waar Lore Lindu om bekend staat, zoals anoa (een klein soort os), babirusa (een zwijn met hoorns), tarsirs en neushoornvogels.
Dieren zijn natuurlijk ook moeilijk te spotten in zulk dicht regenwoud, verspreid over honderden vierkante kilometers met bergen tot 2500 meter hoogte. We nemen dus genoegen met de prachtige omgeving. Groen, groener groenst is al snel ons motto in het oerwoud.

Na nog eens twee uur klimmen en klauteren komen we bij ons kamp voor de nacht, een open plek met een gespannen zeil, waaronder een van bamboe gemaakt bed staat. Matjes worden uitgerold, de slaapzakken gaan erop en een klamboe maakt het af. De slaapplaats is gereed, wij nog niet. We hebben nog tijd voor foto’s, het maken van een kop koffie en een praatje met onze gids en drager. Beiden maken ook het eten klaar boven een ouderwets houtvuur. Wij  kunnen nog even een douche nemen in een kleine beek, 30 meter naar beneden via een piepklein, steil paadje. Het koude bergwater is onwaarschijnlijk lekker! Maar helaas, we moeten uit het dalletje van de beek weer de 30 meter terug omhoog naar de tent. Als we boven komen zijn we weer net zo smerig en nat van het zweet als voor onze douche. Zo is het leven in de jungle.


De avond valt snel in het oerwoud en dat betekent eten. Rijst, kip en groente. Niet slecht voor een ‘jungle meal’. Daarna is het tijd om eens goed uit te rusten, want de tweede dag belooft weer de nodige energie te gaan vergen.
Een rustige nacht met fijne oerwoud-geluiden geeft ons een flinke boost. We zijn ‘fris’ en hebben er weer zin in. Brood met jam en een kop koffie  als ontbijt zijn de 'finishing touch'. Rugzakken op en lopen maar. 

Het begint direct weer te stijgen, eerst geleidelijk, maar dan al snel weer net zo steil als de vorige dag. We voelen dan ook goed wat die vorige dag met ons heeft gedaan. Stramme spieren, vermoeide kuiten. We hebben geen keus, we moeten van 1800 naar 2300 meter, ruim 500 meter stijgen. Daarna gaat het naar beneden en wordt het een stuk gemakkelijker volgens Petrus. We doen er 4,5 uur over en komen dan opnieuw op de top van een berg, ditmaal dus op 2300 meter hoogte. We hebben een enorm mooi uitzicht over de Besoa vallei aan de ene en de met regenwoud begroeide bergen aan de andere kant. Adembenemend, maar ik weet niet meer goed of dat nou kwam door het uitzicht of door het klimmen!









Na een lunch met noodles beginnen we aan de afdaling. Alles bij elkaar moeten we 1400 meter dalen. Dat gaat in eerste instantie soepel, door niet al te hoog, stug gras. Het gaat scherp naar beneden, maar het is overzichtelijk. Dat verandert als we na enige tijd weer tussen de bomen komen te lopen. Het gras overwoekert ons pad, het is donkerder en gruis en boomwortels maken alles glibberig. We maken af en toe een kleine uitglijder, maar gelukkig is het allemaal niet ernstig. Waren het eerder de kuiten die opspeelden, nu zijn het vooral de bovenbenen en de knieën die het zwaar te verduren hebben. Na een niet al te gemakkelijke afdaling van dik 1,5 uur in een redelijk hoog tempo bereiken de Besoavallei. De grens tussen vallei en park wordt gemarkeerd met een beek. Wat is het heerlijk om 15 minuten lang met branderige, vermoeide voeten in het koude water te staan.

De rivier echter is nog niet het eindpunt. Ons guesthouse ligt verderop in de vallei, op 7 kilometer van het bos. Die wandeling door de vallei, grotendeels over een verharde weg, in de zon, was misschien net iets te veel. Uitgeput bereiken we ons verblijf. We hebben in 2 dagen bijna 40 kilometer gelopen, voornamelijk met stijgen en dalen door dicht regenwoud. En dan is het heerlijk met de benen omhoog en een koude Bintang om op de goede afloop te proosten van deze schitterende, uitdagende tocht.





















Nettert Smit, juni 2015
www.indotracks.nl


(ik heb deze tocht samen met mijn vader, Boet Smit, gemaakt)

Voor meer informatie over de Bada- en Besoavallei en trekken in Lore Lindu NP, kijk op www.indotracks.nl