Trekking in Lore Lindu NP; stijgen en dalen!
Als een groene deken ligt het regenwoud van Lore Lindu, het grootste nationale park van Sulawesi, over de bergen uitgespreid. Tussen de bergen in liggen valleien met megalieten, die bestaan uit primitieve beelden en gigantische stenen potten. Het is tot op de dag van vandaag een mysterie hoe de eeuwenoude voorwerpen daar zijn gekomen of wie ze heeft gemaakt. Een trektocht dwars door het oerwoud tussen twee van deze valleien, de Bada- en de Besoavallei is een bijzonder avontuur.
We hangen onze rugtassen vroeg in de ochtend al om voor de start van onze
trektocht van de Bada- naar de Besoavallei. Bada ligt op 800 meter hoogte, we
moeten naar 1800 meter tot aan onze slaapplaats in het oerwoud. Van onze gids
Petrus hadden we al begrepen dat dit geen ‘soft’ trekking zou worden
Na een
vlak stuk tot aan de voet van de bergen en de rand van het oerwoud begint het
echte werk. Binnen 10 minuten zijn we doorweekt van ons eigen vocht, klauterend
langs een klein steil paadje door het dichte groen van de jungle. Dit is
precies wat we ons voorstelden van een jungletrek. Zwaar, vochtig en groen!
Drie uur klimmen we, voordat we aankomen we op de eerste top, waar we een rustpauze krijgen van
20 minuten. Het uitzicht vanaf hier is heel fraai. Onder ons ligt de
Badavallei, de rivier stromend door de sawahs. In de verte vliegt een Sulawese
Haviksadelaar.
Na onze korte pauze zijn we weer redelijk op adem. De wind op de top van de
berg heeft ons nog wat extra opgefrist. Vol
goede moed beginnen we weer met klimmen, want ons pad gaat verder omhoog,
weg van de Badavallei, dieper het oerwoud in. We zien onderweg weinig wild.
Hooguit wat vogels en insecten, maar niet de dieren waar Lore Lindu om bekend
staat, zoals anoa (een klein soort os), babirusa (een zwijn met hoorns),
tarsirs en neushoornvogels.
Dieren zijn natuurlijk ook moeilijk te spotten in zulk dicht regenwoud,
verspreid over honderden vierkante kilometers met bergen tot 2500 meter hoogte.
We nemen dus genoegen met de prachtige omgeving. Groen, groener groenst is al
snel ons motto in het oerwoud.
Na nog eens twee uur
klimmen en klauteren komen we bij ons kamp voor de nacht, een open plek met een
gespannen zeil, waaronder een van bamboe gemaakt bed staat. Matjes worden
uitgerold, de slaapzakken gaan erop en een klamboe maakt het af. De slaapplaats
is gereed, wij nog niet. We hebben nog tijd voor foto’s,
het maken van een kop koffie en een praatje met onze gids en drager. Beiden
maken ook het eten klaar boven een ouderwets houtvuur. Wij kunnen nog even een douche nemen in een
kleine beek, 30 meter naar beneden via een piepklein, steil paadje. Het koude
bergwater is onwaarschijnlijk lekker! Maar helaas, we moeten uit het dalletje
van de beek weer de 30 meter terug omhoog naar de tent. Als we boven komen zijn
we weer net zo smerig en nat van het zweet als voor onze douche. Zo is het leven in de jungle.
De avond valt snel in het oerwoud en dat betekent eten. Rijst, kip en
groente. Niet slecht voor een ‘jungle meal’. Daarna is het tijd om eens goed
uit te rusten, want de tweede dag belooft weer de nodige energie te gaan
vergen.
Een rustige nacht met fijne oerwoud-geluiden geeft ons een flinke boost. We
zijn ‘fris’ en hebben er weer zin in. Brood met jam en een kop koffie als ontbijt zijn de 'finishing touch'. Rugzakken
op en lopen maar.
Het begint direct weer te stijgen, eerst geleidelijk, maar
dan al snel weer net zo steil als de vorige dag. We voelen dan ook goed wat die
vorige dag met ons heeft gedaan. Stramme spieren, vermoeide kuiten. We hebben
geen keus, we moeten van 1800 naar 2300 meter, ruim 500 meter stijgen. Daarna
gaat het naar beneden en wordt het een stuk gemakkelijker volgens Petrus. We
doen er 4,5 uur over en komen dan opnieuw op de top van een berg, ditmaal dus
op 2300 meter hoogte. We hebben een enorm mooi uitzicht over de Besoa vallei
aan de ene en de met regenwoud begroeide bergen aan de andere kant.
Adembenemend, maar ik weet niet meer goed of dat nou kwam door het uitzicht of
door het klimmen!
Na een lunch met noodles beginnen we aan de afdaling. Alles bij elkaar moeten
we 1400 meter dalen. Dat gaat in eerste instantie soepel, door niet al te hoog, stug gras. Het gaat
scherp naar beneden, maar het is overzichtelijk. Dat verandert als we na enige
tijd weer tussen de bomen komen te lopen. Het gras overwoekert ons pad, het is
donkerder en gruis en boomwortels maken alles glibberig. We maken af en toe een
kleine uitglijder, maar gelukkig is het allemaal niet ernstig. Waren het eerder
de kuiten die opspeelden, nu zijn het vooral de bovenbenen en de knieƫn die het zwaar te verduren hebben. Na een
niet al te gemakkelijke afdaling van dik 1,5 uur in een redelijk hoog tempo
bereiken de Besoavallei. De grens tussen vallei en park wordt gemarkeerd met
een beek. Wat is het heerlijk om 15 minuten lang met branderige, vermoeide
voeten in het koude water te staan.
De rivier echter is nog niet het eindpunt. Ons guesthouse ligt verderop in de vallei, op 7
kilometer van het bos. Die wandeling door de vallei, grotendeels over een
verharde weg, in de zon, was misschien net iets te veel. Uitgeput bereiken we
ons verblijf. We hebben in 2 dagen bijna 40 kilometer gelopen, voornamelijk met
stijgen en dalen door dicht regenwoud. En dan is het heerlijk met de benen
omhoog en een koude Bintang om op de goede afloop te proosten van deze schitterende,
uitdagende tocht.
Nettert Smit, juni 2015
www.indotracks.nl
(ik heb deze tocht samen met mijn
vader, Boet Smit, gemaakt)
Voor meer informatie over de Bada- en Besoavallei en trekken in Lore Lindu NP, kijk op www.indotracks.nl
No comments:
Post a Comment