Tuesday, July 7, 2015

De Ijen-vulkaan in Oost-Java



Dikke rookpluimen die onder luid gesis opstijgen uit scheuren in de kraterwand, silhouetten in de rook, van mannen die zwavelbrokken aan het verzamelen zijn, en een geur van rotte eieren die mijn ogen, neus en keel prikkelt: Ik weet dat ik in de krater van de Ijen-vulkaan in Oost-Java sta, maar het zou zo maar de set van een Hollywood science fiction film kunnen zijn. 

Vanaf Pal Tuding, op 1850 meter hoogte, begin ik deze ochtend om 5 uur aan de klim naar de kraterrand van de Ijen-vulkaan. Een zaklamp blijkt niet nodig; de maan geeft voldoende licht en het pad is breed en zonder veel oneffenheden. Al snel word ik aangesproken door een zwaveldrager die met mij oploopt. Op zijn schouder draagt hij een stok met lege manden aan beide uiteinden; zo begint hij zijn werkdag.
“Pak Agus”, stelt hij zich voor. Een tengere man van 45 jaar, met een brede grijns en een even zo brede snor. Als hij ontdekt dat ik Indonesisch spreek begint hij mij het hemd van mijn lijf te vragen. 
Terwijl wij omhoog lopen wordt het langzaam licht. Vogels roeren zich en al snel zijn er prachtige vergezichten over de oostkust van Java, over verschillende vulkanen in het zuiden en, iets meer naar het westen, over de hoogvlakte rond Sempol, waar uitgestrekte koffie-plantages liggen. Het pad slingert zich rond de flanken van de Ijen-vulkaan die recht voor ons opdoemt. Na iedere bocht lijkt het uitzicht nog indrukwekkender.


Al twintig jaar is pak Agus zwaveldrager op de Ijen-vulkaan, vertelt hij mij.
“Het is zwaar werk, maar verdient redelijk. Genoeg om vrouw en kinderen te onderhouden.”
Dagelijks loopt hij twee keer op en neer. Omhoog doet hij dat op z’n gemak, met een sigaret onafscheidelijk tussen zijn vingers. Naar beneden is het zwaarder, met de last van zwavelstenen op zijn schouder. Terwijl wij rustig omhoog lopen en ik veel foto’s van de omgeving maak, komen enkele van zijn collega’s in snelwandelpas met volle manden naar beneden stormen. Een indrukwekkend schouwspel waar je vol ontzag een stap voor opzij doet.

Hoe dichter we bij de kraterrand komen, hoe steiler het pad. Na anderhalf uur en meer dan 3 kilometer wandelen werp ik van 2300 meter hoogte eindelijk een eerste blik in de krater. Rookwolken belemmeren het zicht, maar plotsklaps breekt het open en wordt het lichtgroene kratermeer in zijn geheel zichtbaar. Aan de rand van het meer stijgen rookpluimen op uit gaten in de kraterwand. De pluimen krullen en draaien in het rond en lijken te dansen op de grillen van de wind.

“Kom mee naar beneden”, nodigt pak Agus mij uit. “Dan kun je zien waar de zwavel gevonden wordt.”
We beginnen aan de afdaling, precies onder een bord met een waarschuwing voor bezoekers om vooral niet naar beneden te gaan. Het smalle pad zigzagt naar beneden en is bezaaid met losliggende stenen. Nu begrijp ik de waarschuwing. Dertig minuten later en 150 meter lager sta ik met trillende benen aan de rand van het meer. Pak Agus verdwijnt meteen in de rookpluimen, die met veel gesis uit de kraterbodem opstijgen. Als de wind de rook in mijn richting blaast ruik ik de penetrante zwavellucht en voel ik het prikken in mijn ogen. Snel knoop ik een doek voor mijn gezicht om het ergste tegen te houden.
Silhouetten van mannen bewegen zich door de rook. Ze verzamelen brokken diepgele zwavel, die rond de rookgaten in de kraterbodem zijn ontstaan. ‘s Nachts schijn je hier het bijzondere ‘blue fire’ te kunnen zien: zwavelgas dat onder grote druk en bij hoge temperaturen met zuurstof in aanraking komt, waardoor een blauw schijnsel ontstaat. In het donker naar beneden over dit pad lijkt mij echter helemaal risicovol.

Na een tijdje komt pak Agus uit de rook te voorschijn. Nu pas zie ik dat hij geen berschermende
mondkap draagt. Zou je immuun kunnen worden voor deze penetrante zwavellucht? Op zijn schouder rust de stok met manden, tot de rand toe vol met brokken zwavel. Zonder mij aan te kijken begint hij aan de steile klim de krater uit. Snel loop ik achter hem aan, want zwaveldampen slaan juist weer op mij neer en veel langer wil ik hier niet blijven.

Na 10 minuten klimmen zet pak Agus zijn last voor het eerst neer.
“80 of 90 kilo weegt het”, vertelt hij nadat hij op adem is gekomen.
Dat betekent een volwassen man op je rug omhoog sjouwen. Wij deden dat ooit als krachttraining in de duinen: met iemand op je rug 50 meter omhoog sprinten. Maar deze klim is 800 meter lang, met een hoogteverschil van 150 meter. Het plaatst sport als vrijetijdsbesteding weer in een heel ander daglicht.
Nog twee maal zet pak Agus zijn last op de grond tijdens de beklimming naar de kraterrand. Als we eenmaal boven zijn begint hij meteen aan de lange afdaling, terwijl ik eerst nog foto’s ga maken van de omgeving.
 
Een uur later kom ik hem weer tegen bij de post waar de zwavelbrokken worden gewogen.
“Wij krijgen 925 roepiah per kilo (ca. 6,5 eurocent)”, legt hij uit.
“Dat is ongeveer 5 Ć  6 euro per keer lopen, zo’n 10 euro per dag”, reken ik hardop uit.

Met dit bedrag in mijn achterhoofd en vol bewondering voor de zware lichamelijke arbeid die deze mannen dagelijks verrichten onder gevaarlijke en ongezonde omstandigheden, wandel ik de berg af naar het eindpunt, waar een jeep op mij staat te wachten.

Emile Leushuis, juli 2015
www.indotracks.nl

No comments:

Post a Comment