Dikke rookpluimen die onder luid gesis
opstijgen uit scheuren in de kraterwand, silhouetten in de rook, van mannen die
zwavelbrokken aan het verzamelen zijn, en een geur van rotte eieren die mijn
ogen, neus en keel prikkelt: Ik weet dat ik in de krater van de Ijen-vulkaan in
Oost-Java sta, maar het zou zo maar de set van een Hollywood science fiction
film kunnen zijn.

Vanaf Pal Tuding, op
1850 meter hoogte, begin ik deze ochtend om 5 uur aan de klim naar de
kraterrand van de Ijen-vulkaan. Een zaklamp blijkt niet nodig; de maan geeft
voldoende licht en het pad is breed en zonder veel oneffenheden. Al snel word ik aangesproken door een zwaveldrager die met mij oploopt. Op zijn schouder draagt
hij een stok met lege manden aan beide uiteinden; zo begint hij zijn werkdag.
“Pak Agus”, stelt hij
zich voor. Een tengere man van 45 jaar, met een brede grijns en een even zo
brede snor. Als hij ontdekt dat ik Indonesisch spreek begint hij mij het hemd
van mijn lijf te vragen.
Terwijl wij omhoog
lopen wordt het langzaam licht. Vogels roeren zich en al snel zijn er prachtige
vergezichten over de oostkust van Java, over verschillende vulkanen in het
zuiden en, iets meer naar het westen, over de hoogvlakte rond Sempol, waar
uitgestrekte koffie-plantages liggen. Het pad slingert zich rond de flanken van
de Ijen-vulkaan die recht voor ons opdoemt. Na iedere bocht lijkt het uitzicht
nog indrukwekkender.
Al twintig jaar is pak
Agus zwaveldrager op de Ijen-vulkaan, vertelt hij mij.
“Het is zwaar werk,
maar verdient redelijk. Genoeg om vrouw en kinderen te onderhouden.”
Dagelijks loopt hij
twee keer op en neer. Omhoog doet hij dat op z’n gemak, met een sigaret onafscheidelijk
tussen zijn vingers. Naar beneden is het zwaarder, met de last van zwavelstenen
op zijn schouder. Terwijl wij rustig omhoog lopen en ik veel foto’s van de
omgeving maak, komen enkele van zijn collega’s in snelwandelpas met volle
manden naar beneden stormen. Een indrukwekkend schouwspel waar je vol ontzag
een stap voor opzij doet.
Hoe dichter we bij de
kraterrand komen, hoe steiler het pad. Na anderhalf uur en meer dan 3 kilometer
wandelen werp ik van 2300 meter hoogte eindelijk een eerste blik in de krater. Rookwolken
belemmeren het zicht, maar plotsklaps breekt het open en wordt het lichtgroene kratermeer
in zijn geheel zichtbaar. Aan de rand van het meer stijgen rookpluimen op uit gaten
in de kraterwand. De pluimen krullen en draaien in het rond en lijken te dansen
op de grillen van de wind.
“Kom mee naar beneden”,
nodigt pak Agus mij uit. “Dan kun je zien waar de zwavel gevonden wordt.”
We beginnen aan de
afdaling, precies onder een bord met een waarschuwing voor bezoekers om vooral niet
naar beneden te gaan. Het smalle pad zigzagt naar beneden en is bezaaid met losliggende
stenen. Nu begrijp ik de waarschuwing. Dertig minuten later en 150 meter lager
sta ik met trillende benen aan de rand van het meer. Pak Agus verdwijnt meteen
in de rookpluimen, die met veel gesis uit de kraterbodem opstijgen. Als de wind
de rook in mijn richting blaast ruik ik de penetrante zwavellucht en voel ik
het prikken in mijn ogen. Snel knoop ik een doek voor mijn gezicht om het
ergste tegen te houden.

Silhouetten van mannen
bewegen zich door de rook. Ze verzamelen brokken diepgele zwavel, die rond de
rookgaten in de kraterbodem zijn ontstaan. ‘s Nachts schijn je hier het bijzondere
‘blue fire’ te kunnen zien: zwavelgas dat onder grote druk en bij hoge
temperaturen met zuurstof in aanraking komt, waardoor een blauw schijnsel
ontstaat. In het donker naar beneden over dit pad lijkt mij echter helemaal risicovol.
Na een tijdje komt pak
Agus uit de rook te voorschijn. Nu pas zie ik dat hij geen berschermende
mondkap
draagt. Zou je immuun kunnen worden voor deze penetrante zwavellucht? Op zijn
schouder rust de stok met manden, tot de rand toe vol met brokken zwavel.
Zonder mij aan te kijken begint hij aan de steile klim de krater uit. Snel loop
ik achter hem aan, want zwaveldampen slaan juist weer op mij neer en veel
langer wil ik hier niet blijven.

Na 10 minuten klimmen zet
pak Agus zijn last voor het eerst neer.
“80 of 90 kilo weegt
het”, vertelt hij nadat hij op adem is gekomen.
Dat betekent een volwassen
man op je rug omhoog sjouwen. Wij deden dat ooit als krachttraining in de
duinen: met iemand op je rug 50 meter omhoog sprinten. Maar deze klim is 800
meter lang, met een hoogteverschil van 150 meter. Het plaatst sport als
vrijetijdsbesteding weer in een heel ander daglicht.
Nog twee maal zet pak
Agus zijn last op de grond tijdens de beklimming naar de kraterrand. Als we
eenmaal boven zijn begint hij meteen aan de lange afdaling, terwijl ik eerst
nog foto’s ga maken van de omgeving.
Een uur later kom ik
hem weer tegen bij de post waar de zwavelbrokken worden gewogen.
“Wij krijgen 925
roepiah per kilo (ca. 6,5 eurocent)”, legt hij uit.
“Dat is ongeveer 5 à 6
euro per keer lopen, zo’n 10 euro per dag”, reken ik hardop uit.
Met dit bedrag in mijn
achterhoofd en vol bewondering voor de zware lichamelijke arbeid die deze
mannen dagelijks verrichten onder gevaarlijke en ongezonde omstandigheden, wandel
ik de berg af naar het eindpunt, waar een jeep op mij staat te wachten.
Emile Leushuis, juli
2015
www.indotracks.nl